De kerk van St. Maria Magdalena in Vilmnitz is een laatromaanse/gotische bakstenen kerk in de wijk Putbus in Vilmnitz.
De oorsprong van de kerk van Vilmnitz gaat mogelijk terug tot Stoislaw I, een broer van de Rügense vorst Jaromar I, die rond 1200 leefde. In de eerste documentaire uit 1249 staat dat de parochie "Vylmenytze" tot de erfelijke bezittingen van Borante de Borantenhagen behoorde en door zijn voorouders werd gesticht.
Het oudste deel van de kerk van Vilmnitz is het oostelijke koor met de sacristie, dat nog duidelijke Romaanse elementen heeft. Het middenschip, gebouwd in het midden van de 14e eeuw, werd in de 15e eeuw gerenoveerd. De toren werd iets later voltooid. In 1351 wordt de kerk van Vilmnitz genoemd als begraafplaats van de familie Putbus. De crypte onder het oostelijke koor, die vandaag de dag nog steeds bezocht kan worden, bevat ongeveer 28 doodskisten. De stichter van de stad, prins Malte, en zijn vrouw zijn de laatsten die hier begraven zijn (1854 en 1860). Bijzonder bezienswaardig zijn de vier grote zandstenen epitafen uit 1600 in het koor en de prachtige barokke preekstoel uit 1708/09. Het historische Mehmel-orgel werd in 1996 gerestaureerd. De wekelijkse donderdagavondconcerten vinden al meer dan 25 jaar plaats in de zomermaanden.