Het zout van de plaatselijke zoutziederij werd in zo'n zoutwagen door heel Mecklenburg vervoerd.
En één keer per jaar werd zo'n huifkar ook gebruikt om naar de handelsbeurs in Leipzig te reizen. Op een herfstdag in 1873, om 5 uur 's ochtends, stond de voerman Johann Fretwurst met zo'n huifkar op het marktplein. Daar verschenen zijn passagiers, Martin Fränkel, Julius Löwenthal en Moritz Michaelsen; alle drie handelden ze in manufacturen. Met genoeg bagage voor de lange reis wilden ze naar Leipzig naar de handelsbeurs om inkopen te doen.
Na acht dagen kwamen ze aan in Leipzig; de stad leek op een legerkamp, wagons na wagons. Ze brachten een week door met het bezoeken van de beurscentra op zoek naar koopjes. Iedereen kocht voor zichzelf, omdat ze niet dezelfde goederen mee terug wilden nemen naar Sülze. De goederen werden rechtstreeks naar de wagon gebracht; Fretwurst was de man van eer voor alle drie. De terugreis verliep op dezelfde manier. Na 8 dagen waren ze terug in Sülze. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje door de stad: de kermisdrijvers zijn terug !!!!